Wij hadden vroeger thuis schapen. Mijn vader liet ze lopen op een braakliggend stuk land achter in de tuin. We begonnen met Lientje en Loesje. Lientje (maar het kan ook Loesje geweest zijn) was een gemêleerd schaap en Loesje (Maar het kan ook Lientje geweest zijn) was zwart. Onze eerste schapen waren heel mak. Behalve als de ram kwam en als het pillentijd was. Het ‘pillen’ gebeurde met een buisje met een stokje erin. In de buis werd een enorme pil gestoken die via het buisje in de bek van het schaap terecht moest komen. Mijn vader hield Loesje of Lientje vast en ik moest dan de pil in zijn keelgat schieten. Dat leverde soms hilarische taferelen op want op een keer had mijn vader het schaap tussen de benen terwijl het schaap er vandoor schoot en mijn vader zat als een Dik Trom op zijn rug zat.
Lientje en Loesje gaven na een jaar ook hun wol aan ons. Speciaal voor de gelegenheid hadden mijn zus en ik op spinles gezeten bij het cultureel centrum in Naaldwijk. En we hadden zelf geïnvesteerd in een heel oud weefgetouw.
Maar eerst moest er natuurlijk gesponnen worden. De wol van Lientje en Loesje was prima, lekker vet en eenmaal ontdaan van de strontklonten prima te doen. De wol werd in eerste instantie gebruikt voor een trui voor mijzelf. Echter wie weleens een echt wollen trui heeft gedragen weet dat deze niet echt lekker draagt. Bovendien was de wol keihard en dus ook het breisel niet lekker soepel. Het volgende project werd een geweven kleed voor op de salontafel. Daar had ik meer succes mee. Het weven was leuk werk en het kleed heeft volgens mij tientallen jaren op de salontafel geleden. Je versleet het natuurlijk nooit.
Lientje en Loesje zorgden ook voor nageslacht. Zo hadden we nog eens een potlam (lammetje dat verstoten werd door de moeder) dat we Boris noemden. Boris volgde ons overal en was net een hondje. Toen we het lam gingen uitlaten aan een hondenriem keken voorbijgangers ons wel heel vreemd aan omdat ze geen woef maar beééeh hoorden.
Op een goed moment had mijn vader meer dan twintig schapen en noemde hij zichzelf boer/tuinder. Maar toen werd het bijhouden van de dieren eigenlijk onbegonnen werk en later is hij er helemaal mee gestopt.