Maandelijks archief: september 2016

Wij hadden vroeger thuis schapen. Mijn vader liet ze lopen op een braakliggend stuk land achter in de tuin. We begonnen met Lientje en Loesje. Lientje (maar het kan ook Loesje geweest zijn) was een gemêleerd schaap en Loesje (Maar het kan ook Lientje geweest zijn) was zwart. Onze eerste schapen waren heel mak. Behalve als de ram kwam en als het pillentijd was. Het ‘pillen’ gebeurde met een buisje met een stokje erin. In de buis werd een enorme pil gestoken die via het buisje in de bek van het schaap terecht moest komen. Mijn vader hield Loesje of Lientje vast en ik moest dan de pil in zijn keelgat schieten. Dat leverde soms hilarische taferelen op want op een keer had mijn vader het schaap tussen de benen terwijl het schaap er vandoor schoot en mijn vader zat als een Dik Trom op zijn rug zat.

Lientje en Loesje gaven na een jaar ook hun wol aan ons. Speciaal voor de gelegenheid hadden mijn zus en ik op spinles gezeten bij het cultureel centrum in Naaldwijk. En we hadden zelf geïnvesteerd in een heel oud weefgetouw.

Maar eerst moest er natuurlijk gesponnen worden. De wol van Lientje en Loesje was prima, lekker vet en eenmaal ontdaan van de strontklonten prima te doen. De wol werd in eerste instantie gebruikt voor een trui voor mijzelf. Echter wie weleens een echt wollen trui heeft gedragen weet dat deze niet echt lekker draagt. Bovendien was de wol keihard en dus ook het breisel niet lekker soepel. Het volgende project werd een geweven kleed voor op de salontafel. Daar had ik meer succes mee. Het weven was leuk werk en het kleed heeft volgens mij tientallen jaren op de salontafel geleden. Je versleet het natuurlijk nooit.

schapen         lientje

Lientje en Loesje zorgden ook voor nageslacht. Zo hadden we nog eens een potlam (lammetje dat verstoten werd door de moeder) dat we Boris noemden. Boris volgde ons overal en was net een hondje. Toen we het lam gingen uitlaten aan een hondenriem keken voorbijgangers ons wel heel vreemd aan omdat ze geen woef maar beééeh hoorden.

Op een goed moment had mijn vader meer dan twintig schapen en noemde hij zichzelf boer/tuinder. Maar toen werd het bijhouden van de dieren eigenlijk onbegonnen werk en later is hij er helemaal mee gestopt.

Altijd al een kattenfreule geweest. Thuis hadden wij vroeger altijd katten. Geen honden. Dus een hond is aan mij ook niet besteed. Gemiddeld hadden we altijd wel twee katten. En in het voorjaar kwam daar dan steevast een nestje jongen bij. Mijn vader bracht deze jonge katjes altijd naar Wateringen. Ik heb jarenlang geloofd dat dit echt waar was. In Wateringen moesten ze toch wel heel erg veel katten hebben….

De waarheid was anders. De katjes werden verzopen. Sorry, anders kan ik het niet zeggen. Gelukkig wist ik dat niet. Toen ik achter deze snode waarheid kwam heb ik mijn vader een week niet aangekeken. Ik wist in mijn hart ook wel dat hij het beste met de beesten voorhad, maar toch. Af en toe mochten we een katje houden en in 1973 werd Dibbus geboren. Dibbus werd geboren in de kast in mijn kamertje en was vanaf zijn prilste tijd al echt mijn kat. Dibbus was een je-weet-wel-kater en was zwart wit met een witte ‘band’ om zijn nek.
Waar ik was, was Dibbus en waar Dibbus was, was ik. Het was een echte ‘Hond’-kat. We zwierven vaak door de tuinderijen in onze buurt en Dibbus liep altijd met me mee. Soms deed ik verstoppertje met hem en dan begon hij erg hard te mauwen. Zo van, ik zie je niet meer, waar ben je?

Dibbus lag ook bij mij in bed. Samen met zijn moeder Poemel. Poemel aan de ene kant en Dibbus aan de andere kant. Zo werd ik lekker warm gehouden wat vooral in de winter heerlijk was. Wij hadden namelijk geen verwarming boven en bij vrieskou stonden de bloemen op de ruiten.

dibbus2 dibbus3

Om binnen te komen en zijn lekkere warme holletje op te zoeken kwam Dibbus altijd aan mijn raam ‘krabbelen’. Ze moest daarvoor eerst op de garage springen en via de regenpijp en de goot naar mijn slaapkamerraam lopen. Slechts een lichte tik met zijn poot maakte mij wakker en slaapdronken liet ik de kat dan binnen. Meteen zocht ze haar warme plekje op en begon met zijn pootjes mijn buik te masseren. Mijn nachtpon zat altijd vol met haaltjes van de kattenpootjes.

Toen ik trouwde ging Dibbus niet mee. Dat zou niet eerlijk geweest zijn; een kat die altijd zoveel vrijheid had meenemen naar een rijtjeshuis in een dorp. Dibbus was toen ook al op leeftijd. Hij heeft nog een paar jaar geleefd, maar volgens mij is hij gestorven aan een gebroken hart.

Al jarenlang doe ik mee met het Poeldijks Dictee. Het dictee wordt altijd gehouden tijdens het Rondje Poeldijk, het dorpsfeest van het gezelligste dorp van het Westland. Nou ja, ik heb er dertig jaar gewoond, dus mag best chauvinistisch zijn vind ik.

Het dictee wordt gehouden in zogenaamde streektaal. Dat houdt eigenlijk in dat je precies zo schrijft zoals je het hoort. Metselen – messele, bijvoorbeeld – bevobbeld, kerk – kerrek enzovoorts. Ooit heeft iemand bedacht dat je het zo moet schrijven en de jury van het Poeldijks Dictee houdt zich daar strikt aan. Logisch natuurlijk om veel discussie te vermijden.

dictee

Eenmaal mocht ik het dictee ook winnen. Dat was een glorieus moment. Ik werkte in die tijd nog voor de Westlandsche Courant en dat was bij iedereen in het dorp bekend. Daarom lag er een extra druk op mij om vooral goed mijn best te doen.
Deze eeuwige roem is mij slechts éénmaal gegund en dat was heel leuk. Toch was het ieder jaar weer spannend hoe hoog of laag je zou eindigen.

Maar wat het Poeldijks Dictee uniek maakt is dat wij dit in ‘groepsverband’ doen. Ieder jaar komt mijn nicht Gerda en haar oud-collega Norbert met mij dicteëen (dit woord bestaat vermoedelijk niet, maar nu ik toch bezig ben met taal…). Het is een jaarlijkse reünie en we hebben altijd erg veel lol met z’n drieën. Winnen staat bij ons helemaal niet op de eerste plaats en afkijken bij elkaar doen we ook niet. Dat heeft overigens ook helemaal geen zin, want niemand weet precies hoe je iets schrijft.

Maar er zijn mensen die ik ervan verdenk dat ze ieder jaar opnieuw de woorden bestuderen. Natuurlijk ik wil ook niet afgaan en zit meestal bij de eerste tien. Dit jaar overigens niet. De winnaar (een oud-collega van mij van de krant) had 10 fouten, nummer tien had er 15. Gerda en ik allebei 18 fout, dus dat was goed te doen. De prijzen naast de eeuwige roem zijn ook ieder jaar hetzelfde; een bos bloemen, snoeptomaatjes, een orchidee, een kladblok. Alles gesponsord door lokale ondernemers.

Jammer dat dit jaar het dictee voor de laatste keer gehouden wordt. En dat met zo’n kleine zestig deelnemers is er toch animo genoeg. Hopelijk staat er weer iemand op die het dictee nieuw leven inblaast. Het is veel te leuk om mee te doen.

Ik hoop krek op een nieuw Weslands dictee in de Poelekse taal. De Poelekse taal is veel te sjiek de fiebel om velore te gaan. Volgend jaar dus weer?

Manlief heeft een drone gekregen van zijn zoon. Een drone die er heel fragiel uitziet, maar gevuld met voldoende AA batterijen en opgeladen maakt het apparaat in huis al een heleboel herrie.

Op You Tube kijkt Hans alvast hoe hij de drone moet besturen, want uit de ‘Japanse’ gebruiksaanwijzing raakt hij niet wijs. De dagen nadat we helemaal ‘drone-klaar’ stonden waaide het enorm. Daarom durfden we het niet aan om de drone uit te proberen.

Dinsdagavond na achten kregen we opeens het idee om naar buiten te gaan met het nieuwe speeltje. Het was windstil, prachtig weer. Hans zou op het grasveld voor ons huis gaan staan en ik vanuit het balkon alles filmen. Omdat ik Hans niet direct zag (hij was aan de overkant van het water gaan staan) en ik niet meteen de videofunctie op de telefoon kreeg, duurde het even. Opeens hoorde ik een heleboel herrie en zag heel hoog in de lucht de drone richting Geestweg vertrekken. Hans rende er nog hulpeloos achteraan. Iets wat op zich wel een heel leuk gezicht was. Omdat ik daardoor in beslag werd genomen zag ik niet waar de drone heenging. Het werd al wat donkerder en ik ging samen met Hans zoeken. Manlief was natuurlijk bang dat deze op een auto was gevallen, maar we zagen de hele drone niet meer. Jammer van het speeltje, dat was dus van korte duur.

Ik besloot wel even het hele verhaal op facebook te zetten, want je weet maar nooit of iemand van de flat het gebeuren gezien had en wellicht iets had zien dalen.

De volgende ochtend ging ik ook nog even op de fiets zoeken en bij de mannen van de bouw informeren. Misschien hadden zij iets gevonden. Zij moesten natuurlijk ook wel lachen om het verhaal. Grote jongens met speelgoed….

Drone
Drone

Thuisgekomen zag ik op facebook een bericht dat er een drone was gevonden. De eerlijke vinder (zonder besturing heb je er ook niks aan) had deze aan het hek van de begraafplaats gehangen. Snel sprong ik op de fiets om de verloren zoon terug te halen. En natuurlijk waren we heel nieuwsgierig wat de drone gefilmd had.

Vanuit de lucht zie je Hans rennen (rode cirkel)
Vanuit de lucht zie je Hans rennen (rode cirkel)

We gingen er eens even goed voor zitten ’s avonds en wat we zagen was helemaal niet slecht. De filmopnames waren haarscherp. Je zag zelfs Hans nog rennen achter de drone aan. Een paar minuten later zie je het apparaat naar beneden storten. Het gaat heel langzaam en er volgt een redelijk zachte landing in het gras. De laatste beelden die overigens ruim 20 minuten duren zien we grassprieten en een langzaam ondergaande zon.

Na dit avontuur hebben we nog niet opnieuw met de drone gespeeld. Hans wil eerst een beetje beter de besturing onder de knie krijgen. Oja, hij doet het nog en de gehele film hebben we gedeeld op facebook. Met dank aan de eerlijke vinder.

De laatste beelden; grassprieten op de begraafplaats
De laatste beelden; grassprieten op de begraafplaats