Rio
Ik ben zoals de meeste Van Baalens niet echt behept met sportieve genen. Wij deden thuis niet echt aan sport. Mijn ouders niet, mijn grootouders niet, eigenlijk kan ik niemand noemen –in het gezin- die noemenswaardig iets in de sport heeft bereikt.
Dat wil niet zeggen dat ik geen grenzeloze bewondering heb voor de sporters in Rio. Niet alleen onze sporters maar alle sporters van de wereld die daar hun kunsten vertonen. Vier jaar leven ze als een monnik, hebben maar één doel; een medaille halen op de Spelen. Achter iedere sporters staat natuurlijk ook een partner, vader en moeder en een hele familie-fanschare. De vreugde als het lukt is natuurlijk onbeschrijfelijk, maar als het nou eens niet lukt, wat dan?
Dan komt zo’n sporter chagrijnig thuis en dat moet je dan natuurlijk allemaal maar opvangen.
Nee, ik ben eigenlijk maar blij dat ook mijn kinderen geen sportgenen hebben. Ik zag mijzelf in hun jeugdjaren al niet langs de lijn staan. En mijn dochter die erg van paardrijden houdt heb ik eigenlijk ook maar mondjesmaat zien rijden. Gewoon omdat ik het eng vind dat ze op zo’n groot paard zit.
Als sport-ouder ben ik dus totaal ongeschikt.
Sport kijken vind ik al moeilijk genoeg. Altijd met een half oog, mijn andere oog op mijn brei- of haakwerk. Als het te spannend wordt kijk ik helemaal niet meer, dan ga ik strijken of zo. Wielrennen vind ik dan nog wel leuk, maar ik kijk voornamelijk naar de omgeving waar ze doorheen rijden. Voetbal is aan mij niet besteed, duurt veel te lang. En van andere sporten weet ik absoluut de regels niet , dus kan ik het ook niet bijhouden.
Zo zie je maar, niet iedereen zit deze zomer aan de buis gekluisterd en al helemaal niet midden in de nacht. Dan slaap ik en droom ik van een gouden medaille. Is echt gebeurd vannacht.