Alle berichten van Marjoke van Arnhem

Over Marjoke van Arnhem

Mijn naam is Marjoke van Arnhem-van Baalen. Sinds 2000 ben ik directeur van Bureau Marjoke. Ik schrijf teksten, boeken, levensverhalen en speeches. Daarnaast ben ik Buitengewoon ambtenaar van burgerlijke stand in de gemeente Westland.

Veteraan

Afgelopen week was het Veteranendag. Een dag dat ik altijd veel aan mijn vader denk. Hij was ook veteraan en helaas moeten wij hem vandaag (*20-12-1928 ª 4-7-2006) al weer tien jaar missen.

Mijn vader vertelde nooit zo heel veel over zijn tijd in Nederlands-Indië. Het was voor hem een afgesloten boek; een spannend jongensavontuur en misschien ook wel een trauma. We weten het niet en zullen het ook nooit weten. Hij vertrok in februari 1949 op de ss Waterman naar het verre Nederlands-Indië. Aan boord waren de omstandigheden slecht. 700 Mannen moeten zich behelpen en slapen in kleine opklapbedden die in rijen van zes in het ruim hangen. Als ze de evenaar passeren slapen de meeste mannen op het dek.

Hoe moet deze –beschermd, op een doodlopend tuinderslaantje, opgevoede- jongeman van negentien zich gevoeld hebben? Zo ver van huis en dan de cultuurschok van het Aziatische land. De soldaten werden wel enigszins voorbereid op het warme land, maar toch, ze waren niets gewend.

Pa was chauffeur in Indië en heeft vooral heel veel gereden, onder andere met hoge officieren in luxeauto’s. Dat is eigenlijk wat we weten van deze ‘soldaat onder de palmen’. Soms waren er leuke dingen zoals de tijd waarin hij werd bevorderd tot soldaat 1e klas. Maar een zestal weken later werden deze insignes hem weer afgenomen omdat hij een ‘hoge ome’ een uur had laten wachten op de auto die hem thuis moest brengen.

Als je later nadenkt hoe het geweest moet zijn voor mijn opa en oma, zijn zussen en voor mijn moeder (ze waren namelijk al verloofd). Hun enige zoon, broer en haar vriendje zo ver weg. Geen telefonisch contact, alleen maar brieven. Deze kwamen in ruime hoeveelheden aan in ’s-Gravenzande. Ik heb die brieven overigens nooit gelezen, dus weet ook niet wat erin staat. Maar volgens mijn moeder schreef hij alleen ‘ditjes en datjes’, nooit iets over gevechten of andere narigheid. Zij vond het heel frustrerend. De diensttijd duurde 22 maanden, dus bijna twee jaar. Toen kwam Joost weer thuis. Bij thuiskomst aan de Opstalweg zei hij tegen zijn ouders: “Wat is het hier verdomd klein”. Oma keek verschrikt op bij het horen van de ruwe taal. En hij had zich nog wel zo voorgenomen op zijn woorden te letten. Het werd een heel proces om zich weer aan te passen want inmiddels was hij volwassen geworden.

soldaat, Nederlands-indie, veteraan
Pa als soldaat

Jazmijn

Kijk ik sta nooit zo heel vroeg op… net zoals de vrouw trouwens. De baas is dan al uren de deur uit en wij rekken ons nog eens even lekker uit. Als de vrouw de douche in gaat ga ik alvast een beetje zeuren. Ik mauw en mekker en kroel rond haar benen. Ga eens even lekker op mijn rug op de douchevloer liggen zodat zij mij helemaal kan aaien. Zij praat ook tegen mij en zegt dan: “O, wat ben je toch een mooie poes, o, wat ben je lief”. Als ze –eindelijk- klaar is met douchen, opmaken en aankleden komt het mooiste moment van de dag. Eindelijk eten. Ik krijg altijd een half zakje met heel lekkere natte brokjes. Ik hou eigenlijk alleen maar van Felix en dan de senior editie. Ik ben tenslotte al bijna tien. Natuurlijk ook nog wat hard voer erbij. Daar heb ik geen speciale voorkeur voor. Ondanks mijn afkomst, -had ik al verteld dat ik een raskat ben?-, ben ik heel gewoon gebleven.

Na het eten ga ik nog even gezellig bij de ontbijttafel zitten om naar de vrouw te kijken. Dan ga ik naar mijn buitenverblijf; het balkon. Daar staat sinds kort een heerlijke stoel waar ik dan vervolgens de hele dag in ga liggen slapen.

Af en toe kijk ik even of de vrouw er nog is. Als ze zit te werken –en dat gebeurt nog weleens- kom ik even gezellig bij haar op het toetsenbord zitten. Dat vindt ze niet leuk dus ik weet mijn plaats en ga op de muis liggen. Soms wordt ze dan weleens een beetje boos op me en dan trek ik me gewoon terug onder het bed of in de kamer.

IMG_1347

Rond kwart voor vijf gaat de deur open en komt de baas thuis. Voor mij het tijdsein om weer eens te gaan zeuren om eten. De baas is dat meestal snel zat en dan krijg ik weer een beetje uit het zakje. ’s Avonds kijk ik tv met de baas en de vrouw. Ik hou erg van natuurprogramma’s maar ook Sesamstraat vind ik er leuk. Dat staat weleens aan als Julia komt. Maar van Julia wil ik niet zo heel veel weten. Ze geeft me wel kattensnoepjes dat dan weer wel, maar ze is ook angstaanjagend.

Als de baas en vrouw naar bed gaan is mijn finale moment om nog eens heel hard te zeuren om een beetje eten. Meestal gaat de baas wel overstag. Hij maakt dan ook meteen even mijn wc helemaal schoon. Dat apprecieer ik wel en vaak moet ik dan ook meteen een grote boodschap. Iets wat de baas niet zo leuk vindt. Nou, nu weten jullie hoe mijn kattenleven verloopt bij mijn baas en vrouw. Ik heb het nog niet zo slecht.

Maine coone, poes, lui,
Jazmijn, volledig naam Squiddy’s Mayhem Mila

 

Klokjesbloem

 

De Klokjesbloem

Soms voel ik mij een klokjesbloem

die staat te stralen in de zon,

haar lange stengel recht omhoog

met mooie grote bloemen.

Maar er komt storm en er komt regen.

Daar kan die stengel niet goed tegen.

Ze knakt voorover en valt om.

Ook ik ben soms geknakt en krom,

Door tegenwind en tegenslag.

Wat moet er van mij worden?

Maar dan voel ik mijn wortels weer,

Mijn familie en mijn vrienden,

De grond waarop ik sta.

Niet alles is verloren.

De basis is nog goed en gaaf

En net zoals de klokjesbloem

Laat ik weer nieuwe stengels groeien

Met mooie grote bloemen

Desnoods pas volgend jaar.

 Dit gedichtje heeft altijd een bijzondere betekenis voor mij gehad. Ik zette het in mijn eerste boek ‘Het jaar van de Krab’ omdat het weergaf hoe ik mij toen voelde. Het was in september 1998 dat ik voor de eerste keer de diagnose borstkanker kreeg. In 2000 gaf ik het boek uit en kreeg daar veel respons op.

Ook van Wil uit Poeldijk. Zij en haar man hadden een zoontje verloren aan kanker en zij had daar ook een boek over geschreven. Zo kwamen wij voor het eerst met elkaar in contact. De klokjesbloem (Campanula) bloeit bij Wil in de tuin. Ze gaf me bij afscheid een bosje mee.

Vanaf die tijd, dus al zestien jaar, komen Wil en ik ieder jaar in mei of juni bij elkaar. En ieder jaar krijg ik weer een bosje klokjesbloemen. Met de herinnering en stille wens dit nog heel lang te mogen doen. Is dat niet bijzonder?

Campernula, klokjesbloem, borskanker
De klokjesbloem gekregen op 7 juni 2016

Gebit

Ieder jaar ga ik twee keer naar de tandarts. Mijn man vindt het rijkelijk veel, maar ik ga graag. Ja, u leest het goed. Hoe dat komt? Omdat ik mijn gebit met uiterste precisie onderhoud en dat werpt inmiddels vruchten af.

Wij waren vroeger niet van het ziekenfonds. Omdat mijn vader zelfstandig tuinder was waren we particulier. Kent u deze begrippen nog? Dan weet u dat particulier wellicht een streepje voor had. Je had als kind zeker voordelen aangezien:

– je niet naar de schooltandarts hoefde (het voornaamste voordeel)

– je niet ieder jaar op controle hoefde

Mijn ouders keken ook niet op een jaartje. Eigenlijk gingen we misschien maar eens in de paar jaar of als je ergens last van had. Ik kan het me niet meer herinneren. Maar zeker geen twee keer per jaar.

Maar het feit dat je niet naar de schooltandarts hoefde weet ik nog heel zeker. Iedereen zag bleek in de klas als de schooltandarts-bus voor de school stond. Ik begreep niet waarom wij niet hoefden, maar vond het allang best.

Zo rommelde ik jarenlang met mijn gebit. Ik stikte ook altijd van de gaatjes. Toen we in Poeldijk gingen wonen kregen we een Engelse tandarts die zijn best deed, maar mij voorzag  van tientallen vullingen. Zijn verdere werkwijze zal ik jullie onthouden, maar ik heb nog een keer een klacht ingediend bij de bond voor tandartsen en dat zegt genoeg.
Rond 2005 stapte ik over naar een nieuwe tandarts in Naaldwijk. Een bijzonder aardige Irakees die bij iedere handeling vertelde wat hij ging doen. Hij heeft me ook geleerd je gebit te onderhouden. Stoken, stoken en nog eens stoken. Tegenwoordig ga ik nergens heen zonder mijn tandenstokers. Want vorige week mocht ik weer in zijn stoel liggen.

En hij kwam superlatieven te kort om mijn gebit te prijzen. ‘O, wat ziet het er mooi uit!, dit is geweldig. Ik kan zien dat je echt goed poetst’. Hij prees mijn gebit en mij de hemel in. En dat is mede waarom ik graag naar de tandarts ga. En..het is ook nog eens een hele leuke vent

schooltandarts, bus, schrik,
De bus van de schooltandarts

Lourdes

Tijdens onze vakantie zijn wij ook in Lourdes geweest. Bijzonder en ondanks dat ik mijzelf niet als een gelovig mens beschouw, heeft het veel indruk op me gemaakt. Waarom? Omdat Lourdes een heel vreemde plek is. De weg naar de grot en kerk bestaat uit winkels en zelfs warenhuizen met kaarsen, Mariabeeldjes (in de meest afgrijselijke kitschvormen), jerrycans voor het water en allerhande andere souvenirs. Het is allemaal een enorme poppenkast. Maar als je daar doorheen kijkt en in de Rozenkrans Basiliek bent geweest krijg je toch een bijzonder gevoel. De kerk is namelijk prachtig zowel binnen als van buiten. In de kerk zijn vijftien scenes van het geheim van de Rozenkrans verbeeld in enorme mozaïeken van ieder 102m2. Het is echt heel mooi gemaakt.

We bezoeken ook de grot en lopen achter mensen aan die constant met hun beide handen de stenen van de grot bevoelen. Wij doen dit niet, ‘wat zouden zij voelen als ze dit doen’, vraag ik mijzelf af. Ook wil ik hier geen kaarsje branden. Het is mij een beetje te veel fabriek. Een hele laan met ‘kaarsenbranders’ en het stinkt er enorm naar kaarsvet (niet zo gek natuurlijk). Nee, mijn kaarsje voor overleden familie heb ik gebrand bij de kerk van Nevers waar we keken naar het –niet vergane- lichaam van de heilige Bernadette. Daar is ook een Mariagrot in het klein nagebouwd en een stuk minder toeristisch.

‘s Avonds gaan we ook nog naar de Lichtprocessie met rondgang, die iedere avond om negen uur begint. Het is druk op het plein. De mensen hebben allemaal een kaars in de hand en er wordt stil gebeden. Vooraan in de stoet zitten oude mensen en zieken in een soort van grote gehandicaptenkarren. Met voor en achter zich een vrijwilliger. Het is een bijzonder gezicht. Wat gaat er door deze mensen heen? Om ons heen horen we heel veel diverse talen. ‘Ave, ave Maria’, klinkt uit duizenden kelen terwijl de kaars (met kapje) omhoog wordt gehouden. Wij zijn er ook stil van. Ik vind het ook ontroerend. De mis wordt opgezegd in verschillende talen maar ik voel geen bezieling. Dat zag ik ook niet in de priesters die rondliepen. Misschien dachten ze ‘hadden we maar eens een avondje vrij’. Vol indrukken fietsen wij terug naar de camping. Hoelang zal dit nog bestaan, vraag ik mezelf af. Want ik zie onze generatie niet in zo’n karretje zitten. Maar met geloof weet je het natuurlijk nooit.

Rozenkrans basiliek in Lourdes
Rozenkrans basiliek in Lourdes
Maria grot (nagebouwd) in Nevers
Maria grot (nagebouwd) in Nevers

Reis

Na een paar weken ‘stilte’ is het weer tijd voor een nieuwe blog. We hebben een heerlijke vakantie achter de rug met onze camper. Een reis die heel veel indrukken heeft achtergelaten. Wat is Frankrijk toch een prachtig land. En vooral in het voorjaar als de koolzaadvelden in bloei staan. We hebben er enorm van genoten. Ook van de ontmoeting met onze vrienden in Frankrijk. Na veertig jaar vriendschap met twaalf ‘man’ bij elkaar op een berg mag je gerust bijzonder noemen. Ik heb vaak gedacht ‘stop de tijd’, maar de dagen vlogen om.

Koolzaadvelden in Frankrijk
Koolzaadvelden in Frankrijk

Mijn ‘beklimming’ van de Alpe ‘d Huez vind ik zelf een persoonlijk hoogtepunt (letterlijk en figuurlijk). Stampend op mijn elektrische fiets, sleurde ik mijzelf de berg op. ‘Kom op, je kunt het’, ‘je hebt voor hetere vuren gestaan’; mezelf aanmoedigend kwam ik door de bochten. Dan een piepklein stukje vlak en hup weer 8 of 10% klimmen. De bochten op Alpe ‘d Huez zijn genummerd van 22 (beneden) naar boven. Ik ben tot bocht 16 gekomen, maar toch op 972 meter. De totale klim is 15 kilometer en ik heb 5 gehaald.

 

bocht 16 Alpe d'Huez
bocht 16 Alpe d’Huez

Toen stopte opeens mijn fiets ermee. De batterij vermoedelijk oververhit. Ik moest stoppen en na een paar minuten bleek ik nog drie streepjes batterij te hebben. Toen wist ik meteen dat ik het niet ging halen naar de top; het was nog 10 kilometer naar Alpe ‘d Huez. Onmogelijk dus om met een ‘normale’ fiets te doen. De wielrenners die ik onderweg zoevend naar beneden tegenkwam keken gek op. Vermoedelijk waren ze ook iets beter getraind dan ik. Maar ik heb het geprobeerd en heb nu alleen maar veel meer respect gekregen voor de mensen die komend weekend voor de kankerbestrijding de Alpe’dHuzes zes (!) keer beklimmen. Maar het moet ook een enorme kick zijn als je boven bent, zeker als je weet voor welk doel je dit doet. Een doel dat ik ook van harte onderschrijf.

Stop

Het leven neemt vaak andere wendingen dan je voorzag. Zo was ik begin van het jaar op het idee gekomen om een boek te gaan schrijven over de Kassenbouwers. Tenslotte een grote economisch pijler van het Westland. Iets waar we allemaal trots op mogen zijn en waar eigenlijk heel weinig over bekend is. Ik zag het helemaal voor me; een boek met mooie foto’s en verhalen en natuurlijk het heden en verleden van kassenbouwers beschreven. Ik sparde bij Upscore (mijn vaste drukker, ook bekend als Ronald Nadorp) over het idee en wij maakten zelfs een dummy met de eerste 12 pagina’s.

Via een bevriende relatie kon ik in contact komen met de doelgroep via een jubileumfeestje van een kassenbouwer. Liet mooie folders drukken en deelde deze ook uit. Verder ging ik op bezoek bij een aantal grote kassenbouwers. Er waren wel een aantal enthousiaste gesprekken. Maar de oplage bleef een beetje achterwege. Wat me ook tegenviel was dat ik weinig of geen response kreeg op mijn aanmeldformulier. Zelfs niet om alleen informatie te delen. Het bleef angstig stil.

Ik kreeg van de 35 uitgedeelde folders eigenlijk maar twee reacties van oud-kassenbouwers die wel een keer wilden praten. Ik ga dit ook zeker doen, maar ik was wel een beetje teleurgesteld.

Ik ging eens even goed nadenken over mijn project. Ik had immers een scherpe prijs gecalculeerd, met in het achterhoofd een oplage van rond de 2000 stuks. Aangezien ik hier bij lange na niet aan kom is door mij de knoop doorgehakt; ik stop met het project. Mijzelf realiserend dat ik hiermee geen reclame maak voor mezelf, maar het moet wel leuk blijven. Als ik twijfel gaat het als een molensteen om mijn nek hangen en dat is zeker niet de bedoeling.

Afgelopen weekeinde heb ik iedereen op de hoogte gebracht en dat maakte veel los. Ik heb wel aangegeven bij de kassenbouwers dat ik nog wel wil praten over een boek speciaal over hun eigen bedrijf. Dus misschien zit er nog wel een klein kansje in dat er toch nog iets komt. De branche verdient het in ieder geval.

 

kassenbouw
Dit had een mooie foto geweest voor het boek

 

Nichten

Ze hebben het liever niet, dat ik over hen schrijf, maar mijn nichten moeten er nu toch echt aan geloven. Tenslotte zijn het geen gewone nichten maar zogenoemde N.V.’s Dit betekent Nicht/Vriendin. We kennen elkaar al ons hele leven lang. Lagen vermoedelijk ook bij elkaar in de box en aangezien we alle drie de vijftig al aangetikt hebben is dat dus al een halve eeuw.

Sinds ons zestiende jaar gaan we al ieder jaar een dagje uit. Tenminste in onze jonge jaren waren het stadstripjes zoals naar Amsterdam, Haarlem of Groningen. We hebben iedere grote tot middelgrote stad van Nederland wel gezien. Later maakten we er buitenlandse uitstapjes van bijvoorbeeld naar Antwerpen, Aken of Brussel. De laatste decennia bezoeken wij B&B’s en/of huren we een huisje voor een paar nachten.

Onze eerste nichtendag (inmiddels een begrip in onze familie) ging naar Amsterdam. Met heel veel raadgevingen van onze moeders gingen we met de trein naar de hoofdstad. Erna en ik nog zestien en Gerda zeventien. Wij, hartstikke bleu want we kwamen allebei van een doodlopend tuinderslaantje, en Gerda vol zelfvertrouwen. Zij woonde immers in een echte stad.

Ons geld hadden we op aanraden van onze moeders in bh en schoenen gedaan, want Amsterdam was ook in die tijd al overspoeld met zakkenrollers. Ook mocht ik van mijn moeder niet met vreemden praten. Toen een hele zwarte man ons in het Engels de weg vroeg schoten we snel een zijstraat in. Doodeng. Op het Waterlooplein zagen we een rasta met van die dikke vlechten. Ik had nog nooit zoiets gezien. Je zag trouwens de luizen erdoor lopen, dat was wel bijzonder.

Afijn, we hebben met de nichten zulke leuke dingen gezien. Altijd ’s morgens eerst iets cultureels zoals een museum en ’s middags lekker winkelen. En ondertussen natuurlijk lunchen, theedrinken en oeverloos kletsen. Dat is eigenlijk de nichtendag in een notendop. Als u dit leest zijn wij weer op pad, een heerlijke traditie die we hopelijk nog lang vol zullen houden.

De nichten in jonge jaren
De nichten in jonge jaren

Stem

Wat is je stem waard in Nederland? Waarom zou je gaan stemmen als de politiek er toch niets mee doet. Het waren gespreksonderwerpen afgelopen woensdag tijdens de zitting van het stembureau. Ik mocht dit jaar weer lid zijn van het stembureau, ditmaal in Ter Heijde. Een klein stembureau, maar wel heel gezellig. Rond zeven uur ’s ochtends ben ik met drie mede-stembureauleden present in Het Vrondel, het dorpshuis van Ter Heijde.

We richten snel alles in en om half acht verwelkomen we onze eerste stemmer. Een referendum is natuurlijk niet zo spannend als bijvoorbeeld de gemeenteraadsverkiezingen, maar je kunt wel zien dat de Westlander in de regel trouw komt stemmen.

“Gebruik maken van je stemrecht, het is een recht”: bromt een oude tuinder. Jonge mensen zie je niet zo heel veel in Ter Heijde. Een enkeling komt voor de eerste keer en vraagt nog even aan zijn moeder: “Hoe moet ik het doen”?

Over de gehele dag genomen druppelen mensen binnen. De meest gestelde vraag: “Hoeveel mensen zijn er al geweest”? Omdat we tegenwoordig geen idee hebben hoeveel mensen er komen stemmen, weten we hier het antwoord niet precies op. Het aantal mensen dat heeft gestemd weten we wel, maar niet hoeveel er zouden kunnen komen. Dit omdat je in de gehele gemeente kunt stemmen.

Gelukkig is het tonen van de identiteitspapieren tegenwoordig geen probleem meer. Iedereen heeft eigenlijk wel de goede gegevens bij zich. Een enkeling is het vergeten en komt even later weer terug. Een paar jaar geleden waren mensen nog weleens kwaad omdat ze dan tegen de stembureauleden zeiden: “Je weet toch wie ik ben”? bijvoorbeeld als het ging om een bekende. Maar regels zijn nu eenmaal regels en iedereen moet zich identificeren.

Verder had ik een gezellige dag met Jan, Theo en Cora. Deze laatste en ik hebben zelfs nog af en toe een poosje zitten haken tussen de bedrijven door. En de uitslag was gelukkig bij ons ook zo geteld zodat er aan de ‘werkdag’ na 15,5 uur een einde kwam.

referendum, oekraine, haken, stembureau

Mien­

Mien is niet meer. Afgelopen vrijdag is ze na een kort ziekbed ingeslapen. Omringd door haar geliefde verzorgsters. Ruim vijftien jaar hebben we haar gekend als Ezel Mien van de kinderboerderij in Poeldijk. Mien was een begrip in Poeldijk, maar ook daarbuiten. Media-aandacht kreeg ze al jaren geleden toen Mien officieel geadopteerd werd door Sandra en Marjolein. Mijn dochter Marjolein zorgde toen al voor de zwaar verwaarloosde ezel die achter een tuinderswoning in de modder haar dagen sleet. Onderhandelingen met de tuinder (die haar had gekregen van lollige vrienden als huwelijkscadeau) liepen bijna uit op een fiasco. Hij wilde nota bene nog 100 gulden voor haar hebben. Dit terwijl hij nooit naar het beest omkeek. De deal werd echter gesloten en de meiden waren zielsgelukkig. Stichting Mien werd opgericht en er werd geld opgehaald om Mien uit haar nare omstandigheden te halen. Ze werd direct overgebracht naar een warenhuis waar ze tijdelijk kon staan. Daarna heeft ze jarenlang op een weide bij kwekerij Brasil gestaan aan de Scherpenhoeklaan. De meiden vonden het zielig dat Mien altijd alleen moest staan. Een ezel is ten slotte een gezelschapsdier. Er werd contact opgenomen met de Ezel sociëteit in Zeist en daar vandaan kwam op een dag een vriend voor Mien; de ruin Isla.

Isla en Mien zijn bijna tien jaar samen geweest en men spreekt hier van een verstandshuwelijk, want ondanks dat ze niet met, konden ze ook niet zonder elkaar. In 2010 kregen Sandra en Marjolein de kans om de ezels onder te brengen in de leegstaande kinderboerderij in Poeldijk. Al snel werd de boerderij bevolkt door kippen, schapen, geiten, duiven, konijnen en natuurlijk met als stralend middelpunt de ezel Mien.

Mien trad ook op buiten de kinderboerderij. Op vele kinderpartijtjes en jarenlang op Koninginnedag en met het Rondje Poeldijk.  Menig kind heeft nog op haar rug een rondje door het dorp gereden. Maar ook met Palmpasen in de RK kerk van Poeldijk heeft ze jarenlang ‘Jezus’ de kerk binnengereden. Mien deed dit professioneel en zeer beheerst. Altijd lief en gek op aandacht.

Een paar weken geleden werd Mien ziek, ze at slecht en werd met de dag magerder. De verzorgsters van de Kiboe hebben er alles aan gedaan om haar te helpen. Ze werd zelfs nog een paar weken geleden samen met Isla naar Utrecht gebracht om daar onderzocht te worden in het veterinaire centrum. Hier werd haar dieet en medicatie aangepast, helaas kreeg Mien een fikse verkoudheid en is ze aan de bijwerkingen hiervan overleden. We gaan Mien missen, maar hebben mooie herinneringen en weten dat ze als ezel geen beter leven had kunnen wensen bij Sandra en Marjolein.

Ezel,
Ezel Mien (links) en Isla in betere tijden.

Nb. Omdat de laatste weken hoge kosten zijn gemaakt voor de dierenarts en medicatie zijn giften voor Stichting Mien en Isla meer dan welkom. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marjolein van der Wilk via info@kiboe-poeldijk.nl of op de website klikken op lid worden. www.kiboe-poeldijk.nl

 

‘L Europe!

We zijn een paar dagen naar Frankrijk geweest om lekker even met de camper weg te zijn. Onze eerste stop was in Le Touquet Paris Plage, een oude badplaats waar vroeger de Parijzenaars naar zee gingen. Nu nog steeds een plaats met mooie huizen en grandeur van vroeger. Dag twee gingen we richting Le Havre. We kwamen aan op een mooie terrascamping in Yport met uitzicht op zee. Blikvanger zijn de krijtrotsen, die hier als pilaren uit de zee omhoog reiken.
We hadden een prima plek en we konden zelfs nog even buiten zitten. De plaatsen waren zeer ruim en naast ons stonden eerst Duitsers en daarna Fransen. Later kwam er een Italiaans gezin staan. Als camperaars onder elkaar maak je maar even contact. Meestal sta je ergens maar een dag dus meer beleefdheden als ‘waar kom je vandaan’ en ‘waar ga je naar toe’ worden er niet uitgewisseld.

De volgende morgen zaten wij net aan het ontbijt toen bleek dat de Italianen gingen opbreken. Echter maakt de wielen van hun camper enorm lawaai. Diepe voren bleven er achter in het gras en de modder spoot alle kanten op. De wagen bleef staan waar die stond en was nu erg ingegraven in de modder. Geen beweging in te krijgen. Wij gingen toch maar even poolshoogte nemen want het was toch ook een beetje lullig als je blijft toekijken. De Italiaan sprak geen woord buiten de grens en ‘pronto’ en ‘si’ konden wij nog wel net verstaan. Hij zat vast. Muurvast.
Met blokken achter de wielen probeerden we met man en macht de camper in beweging te krijgen. Mevrouw de Italiaan zat achter het stuur en voelde zich ook niet echt senang. Vooral omdat op het moment suprême de motor uitviel en de camper weer terug plontste in de modder.
Toen kwam er een Fransman met twee rode matten. Ze waren nog heel nieuw maar binnen een minuut niet meer. Met kleine stukjes kwam de camper in beweging en na heel veel duwen en heen en weer wiebelen kregen de wielen grip.
Gejuich in drie talen en wij werden heel hartelijk bedankt door de Italianen; ‘grazie, mille grazie’.
Gelukkig was onze camper er meteen uit en reden we naar de uitgang. Daar kwamen we de Franse chauffeur van de 4×4 drive tegen die de camper eruit zou trekken. Het raampje ging open en wij vroegen of hij de camper kwam ‘pushen’. “It’s been arranged by three nationalities“, zei ik.

“Tres bien”, zei de man in de auto; ‘viva ‘L Europe!

Dat vond ik nou een mooie ontroerende opmerking. Als we elkaar allemaal een beetje zouden helpen en met handen en voeten communicerend wordt het leven een groot succes.

IMG_7403 IMG_7406

Uitzicht vanaf beneden en vanaf onze camperplek.

Sport

Van nature ben ik geen sportief persoon. Bij ons thuis werd niet over sport gepraat, behalve dan door de mannen (lees werknemers) in de tuin. Mijn vader keek een doodenkele keer weleens een samenvatting van een voetbalwedstrijd alleen om in de koffiepauze iets zinnigs te kunnen zeggen en mee te kunnen praten.

Wij waren ook geen lid van enige sportvereniging. Het sporten werd er dus zeker niet met de paplepel in gegoten. Mijn zus en ik zaten een poosje op rolschaatsen en ik zelfs nog een blauwe maandag op judo. Daar bleef het in mijn jeugd voorlopig bij.

Toch ben ik in het vervolg van mijn leven wel sportief geweest. In ieder geval heb ik jarenlang gezwommen en aan aqua-aerobics gedaan. Zelfs heb ik nog enige jaren getennist, wat ik erg leuk vond, maar helaas ook geen talent voor had.

Daarna werd het op en af bij een hele reeks aan sportscholen, al dan niet met sauna activiteiten, want na het inspannen is er natuurlijk tijd voor ontspannen. Echt iets om naar uit te kijken. U merkt het al ik solliciteer niet bepaald naar een killerbody.

Sinds 1 december van het vorige jaar ben ik samen met Hans weer lid van een sportschool. En we gaan sinds die tijd ook vrij fanatiek. Samen op onze vrije maandag en ik zelf ga nog een keer op woensdagmorgen naar het zo genoemde Bodypumpen.

Het heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ik weer wat kilootjes lichter ben en dat mijn uithoudingsvermogen met sprongen vooruit is gegaan. Je hoort weleens dat je met sporten een geluk hormoon aanmaakt maar dat ervaar ik altijd pas als ik na afloop lekker gedoucht en tevreden op de bank zit. Want het blijft me moeite kosten om te gaan…

baby