Wij hadden vroeger thuis schapen. Mijn vader liet ze lopen op een braakliggend stuk land achter in de tuin. We begonnen met Lientje en Loesje. Lientje (maar het kan ook Loesje geweest zijn) was een gemêleerd schaap en Loesje (Maar het kan ook Lientje geweest zijn) was zwart. Onze eerste schapen waren heel mak. Behalve als de ram kwam en als het pillentijd was. Het ‘pillen’ gebeurde met een buisje met een stokje erin. In de buis werd een enorme pil gestoken die via het buisje in de bek van het schaap terecht moest komen. Mijn vader hield Loesje of Lientje vast en ik moest dan de pil in zijn keelgat schieten. Dat leverde soms hilarische taferelen op want op een keer had mijn vader het schaap tussen de benen terwijl het schaap er vandoor schoot en mijn vader zat als een Dik Trom op zijn rug zat.

Lientje en Loesje gaven na een jaar ook hun wol aan ons. Speciaal voor de gelegenheid hadden mijn zus en ik op spinles gezeten bij het cultureel centrum in Naaldwijk. En we hadden zelf geïnvesteerd in een heel oud weefgetouw.

Maar eerst moest er natuurlijk gesponnen worden. De wol van Lientje en Loesje was prima, lekker vet en eenmaal ontdaan van de strontklonten prima te doen. De wol werd in eerste instantie gebruikt voor een trui voor mijzelf. Echter wie weleens een echt wollen trui heeft gedragen weet dat deze niet echt lekker draagt. Bovendien was de wol keihard en dus ook het breisel niet lekker soepel. Het volgende project werd een geweven kleed voor op de salontafel. Daar had ik meer succes mee. Het weven was leuk werk en het kleed heeft volgens mij tientallen jaren op de salontafel geleden. Je versleet het natuurlijk nooit.

schapen         lientje

Lientje en Loesje zorgden ook voor nageslacht. Zo hadden we nog eens een potlam (lammetje dat verstoten werd door de moeder) dat we Boris noemden. Boris volgde ons overal en was net een hondje. Toen we het lam gingen uitlaten aan een hondenriem keken voorbijgangers ons wel heel vreemd aan omdat ze geen woef maar beééeh hoorden.

Op een goed moment had mijn vader meer dan twintig schapen en noemde hij zichzelf boer/tuinder. Maar toen werd het bijhouden van de dieren eigenlijk onbegonnen werk en later is hij er helemaal mee gestopt.

Altijd al een kattenfreule geweest. Thuis hadden wij vroeger altijd katten. Geen honden. Dus een hond is aan mij ook niet besteed. Gemiddeld hadden we altijd wel twee katten. En in het voorjaar kwam daar dan steevast een nestje jongen bij. Mijn vader bracht deze jonge katjes altijd naar Wateringen. Ik heb jarenlang geloofd dat dit echt waar was. In Wateringen moesten ze toch wel heel erg veel katten hebben….

De waarheid was anders. De katjes werden verzopen. Sorry, anders kan ik het niet zeggen. Gelukkig wist ik dat niet. Toen ik achter deze snode waarheid kwam heb ik mijn vader een week niet aangekeken. Ik wist in mijn hart ook wel dat hij het beste met de beesten voorhad, maar toch. Af en toe mochten we een katje houden en in 1973 werd Dibbus geboren. Dibbus werd geboren in de kast in mijn kamertje en was vanaf zijn prilste tijd al echt mijn kat. Dibbus was een je-weet-wel-kater en was zwart wit met een witte ‘band’ om zijn nek.
Waar ik was, was Dibbus en waar Dibbus was, was ik. Het was een echte ‘Hond’-kat. We zwierven vaak door de tuinderijen in onze buurt en Dibbus liep altijd met me mee. Soms deed ik verstoppertje met hem en dan begon hij erg hard te mauwen. Zo van, ik zie je niet meer, waar ben je?

Dibbus lag ook bij mij in bed. Samen met zijn moeder Poemel. Poemel aan de ene kant en Dibbus aan de andere kant. Zo werd ik lekker warm gehouden wat vooral in de winter heerlijk was. Wij hadden namelijk geen verwarming boven en bij vrieskou stonden de bloemen op de ruiten.

dibbus2 dibbus3

Om binnen te komen en zijn lekkere warme holletje op te zoeken kwam Dibbus altijd aan mijn raam ‘krabbelen’. Ze moest daarvoor eerst op de garage springen en via de regenpijp en de goot naar mijn slaapkamerraam lopen. Slechts een lichte tik met zijn poot maakte mij wakker en slaapdronken liet ik de kat dan binnen. Meteen zocht ze haar warme plekje op en begon met zijn pootjes mijn buik te masseren. Mijn nachtpon zat altijd vol met haaltjes van de kattenpootjes.

Toen ik trouwde ging Dibbus niet mee. Dat zou niet eerlijk geweest zijn; een kat die altijd zoveel vrijheid had meenemen naar een rijtjeshuis in een dorp. Dibbus was toen ook al op leeftijd. Hij heeft nog een paar jaar geleefd, maar volgens mij is hij gestorven aan een gebroken hart.

Al jarenlang doe ik mee met het Poeldijks Dictee. Het dictee wordt altijd gehouden tijdens het Rondje Poeldijk, het dorpsfeest van het gezelligste dorp van het Westland. Nou ja, ik heb er dertig jaar gewoond, dus mag best chauvinistisch zijn vind ik.

Het dictee wordt gehouden in zogenaamde streektaal. Dat houdt eigenlijk in dat je precies zo schrijft zoals je het hoort. Metselen – messele, bijvoorbeeld – bevobbeld, kerk – kerrek enzovoorts. Ooit heeft iemand bedacht dat je het zo moet schrijven en de jury van het Poeldijks Dictee houdt zich daar strikt aan. Logisch natuurlijk om veel discussie te vermijden.

dictee

Eenmaal mocht ik het dictee ook winnen. Dat was een glorieus moment. Ik werkte in die tijd nog voor de Westlandsche Courant en dat was bij iedereen in het dorp bekend. Daarom lag er een extra druk op mij om vooral goed mijn best te doen.
Deze eeuwige roem is mij slechts éénmaal gegund en dat was heel leuk. Toch was het ieder jaar weer spannend hoe hoog of laag je zou eindigen.

Maar wat het Poeldijks Dictee uniek maakt is dat wij dit in ‘groepsverband’ doen. Ieder jaar komt mijn nicht Gerda en haar oud-collega Norbert met mij dicteëen (dit woord bestaat vermoedelijk niet, maar nu ik toch bezig ben met taal…). Het is een jaarlijkse reünie en we hebben altijd erg veel lol met z’n drieën. Winnen staat bij ons helemaal niet op de eerste plaats en afkijken bij elkaar doen we ook niet. Dat heeft overigens ook helemaal geen zin, want niemand weet precies hoe je iets schrijft.

Maar er zijn mensen die ik ervan verdenk dat ze ieder jaar opnieuw de woorden bestuderen. Natuurlijk ik wil ook niet afgaan en zit meestal bij de eerste tien. Dit jaar overigens niet. De winnaar (een oud-collega van mij van de krant) had 10 fouten, nummer tien had er 15. Gerda en ik allebei 18 fout, dus dat was goed te doen. De prijzen naast de eeuwige roem zijn ook ieder jaar hetzelfde; een bos bloemen, snoeptomaatjes, een orchidee, een kladblok. Alles gesponsord door lokale ondernemers.

Jammer dat dit jaar het dictee voor de laatste keer gehouden wordt. En dat met zo’n kleine zestig deelnemers is er toch animo genoeg. Hopelijk staat er weer iemand op die het dictee nieuw leven inblaast. Het is veel te leuk om mee te doen.

Ik hoop krek op een nieuw Weslands dictee in de Poelekse taal. De Poelekse taal is veel te sjiek de fiebel om velore te gaan. Volgend jaar dus weer?

Manlief heeft een drone gekregen van zijn zoon. Een drone die er heel fragiel uitziet, maar gevuld met voldoende AA batterijen en opgeladen maakt het apparaat in huis al een heleboel herrie.

Op You Tube kijkt Hans alvast hoe hij de drone moet besturen, want uit de ‘Japanse’ gebruiksaanwijzing raakt hij niet wijs. De dagen nadat we helemaal ‘drone-klaar’ stonden waaide het enorm. Daarom durfden we het niet aan om de drone uit te proberen.

Dinsdagavond na achten kregen we opeens het idee om naar buiten te gaan met het nieuwe speeltje. Het was windstil, prachtig weer. Hans zou op het grasveld voor ons huis gaan staan en ik vanuit het balkon alles filmen. Omdat ik Hans niet direct zag (hij was aan de overkant van het water gaan staan) en ik niet meteen de videofunctie op de telefoon kreeg, duurde het even. Opeens hoorde ik een heleboel herrie en zag heel hoog in de lucht de drone richting Geestweg vertrekken. Hans rende er nog hulpeloos achteraan. Iets wat op zich wel een heel leuk gezicht was. Omdat ik daardoor in beslag werd genomen zag ik niet waar de drone heenging. Het werd al wat donkerder en ik ging samen met Hans zoeken. Manlief was natuurlijk bang dat deze op een auto was gevallen, maar we zagen de hele drone niet meer. Jammer van het speeltje, dat was dus van korte duur.

Ik besloot wel even het hele verhaal op facebook te zetten, want je weet maar nooit of iemand van de flat het gebeuren gezien had en wellicht iets had zien dalen.

De volgende ochtend ging ik ook nog even op de fiets zoeken en bij de mannen van de bouw informeren. Misschien hadden zij iets gevonden. Zij moesten natuurlijk ook wel lachen om het verhaal. Grote jongens met speelgoed….

Drone
Drone

Thuisgekomen zag ik op facebook een bericht dat er een drone was gevonden. De eerlijke vinder (zonder besturing heb je er ook niks aan) had deze aan het hek van de begraafplaats gehangen. Snel sprong ik op de fiets om de verloren zoon terug te halen. En natuurlijk waren we heel nieuwsgierig wat de drone gefilmd had.

Vanuit de lucht zie je Hans rennen (rode cirkel)
Vanuit de lucht zie je Hans rennen (rode cirkel)

We gingen er eens even goed voor zitten ’s avonds en wat we zagen was helemaal niet slecht. De filmopnames waren haarscherp. Je zag zelfs Hans nog rennen achter de drone aan. Een paar minuten later zie je het apparaat naar beneden storten. Het gaat heel langzaam en er volgt een redelijk zachte landing in het gras. De laatste beelden die overigens ruim 20 minuten duren zien we grassprieten en een langzaam ondergaande zon.

Na dit avontuur hebben we nog niet opnieuw met de drone gespeeld. Hans wil eerst een beetje beter de besturing onder de knie krijgen. Oja, hij doet het nog en de gehele film hebben we gedeeld op facebook. Met dank aan de eerlijke vinder.

De laatste beelden; grassprieten op de begraafplaats
De laatste beelden; grassprieten op de begraafplaats

(On)geluk

Een ongeluk zit in een klein hoekje. Dat is een gezegde, maar werd voor ons vorige week waarheid. Mijn man Hans rijdt voor zijn werk ongeveer 1000 kilometer per week. Dat impliceert al snel 35.000 kilometer per jaar. Hij is dus gerust een geoefende autorijder te noemen. Toch ging het vorige week mis. Een inschattingsfout zullen we maar zeggen. Hijzelf vindt het een vlaag van verstandsverbijstering. Maar het kan allemaal gebeuren en het belangrijkste is dat je er zelf goed van afkomt. En dat kwam hij gelukkig. Na een aanrijding met een grote vrachtwagen was zijn ego en zijn wagen behoorlijk gedeukt.

IMG_0962

‘Het is maar blik’; is een uitspraak bij ons. De uitspraak komt van één van onze eerste vakanties samen. Hans heeft altijd mooie auto’s en is daar ook zeer zuinig op. Ik rij daarom niet zo vaak in zijn auto (het mag wel hoor). Op onze vakantie in Italië reed ik op een bepaald moment op een weg waar ik moest draaien omdat we verkeerd gereden waren. Ik ging over een beetje ruw terrein en we hoorden een enorm klap aan de zijkant van de auto. Mijn hart stond stil en aangezien we direct de weg op moesten konden we niet meteen stoppen om te kijken wat er gebeurd was. Er viel een lange, ijzige stilte in de wagen. Waar we anders altijd vrolijk zaten te kletsen. Om mijzelf alvast een beetje in te dekken sprak ik toen de gevleugelde woorden; ‘het is maar blik’. Deze uitspraak is er altijd ingebleven, bij alles wat weleens mis kan gaan.
Oja, de schade aan de auto namen we op bij het eerstvolgende benzinestation. Gelukkig was er niets te zien aan de auto en weten we tot op de dag van vandaag niet wat het geweest is.

Deze keer is de schade aanzienlijk. Zo erg zelfs dat de auto ingeruild wordt voor een andere. Maar wij zijn allebei behoorlijk autogek en vonden het aanzien van de mooie cabriolet toch wel zeer treurig. We hebben met deze auto veel meegemaakt; heerlijke ritjes met open dak, vakantie naar Schotland, gebruikt als trouwauto. Maar nu hebben we er afstand van moeten doen. Maar we gaan weer genieten van de nieuwe auto en hopen op vele veilige kilometers.

IMG_0984

Kous

Sinds 2000 draag ik iedere dag een elastische kous. Dat doe ik niet voor mijn lol maar omdat ik een oedeemarm heb. De oedeemarm liep ik op nadat in 1998 mijn lymfeklieren uit de oksel verwijderd zijn na de diagnose borstkanker. Door de verstoring in de lymfebanen loopt het eiwitrijke ‘wondvocht’ niet goed door de arm. Dit kan zich gaan ophopen en veel pijn veroorzaken. De kous zorgt voor een soort van stuwing waardoor het vocht wordt weggevoerd.

Een oedeemarm is niet leuk en je moet  er zorgvuldig mee omgaan. En dat doe ik dus trouw. Iedere dag draag ik mijn kous, meestal tot de middag. Zo hou ik mijn arm op niveau. Als ik er bijvoorbeeld een week mee zou stoppen dan heb ik kans dat mijn arm langzaam dik wordt door het lymfevocht dat niet weg kan. Toen ik deze handicap ontwikkelde heb ik er veel problemen mee gehad. Ik had de hele dag pijn en voordat ik de kous aangemeten kreeg moest ik eerst een maand lang 24/7 in een zwaar drukverband lopen. Met mijn hele arm en hand. Dat viel niet mee en jullie zullen begrijpen dat ik dit niet graag nog een keer zou willen. Gelukkig ben ik altijd goed geholpen door mijn huidtherapeute Clara Feenstra en haar team.

Daarom draag ik trouw mijn kous. Iedere dag. De kous is voor mij net zo gewoon als mijn bril opzetten en ik weet dat ik er nooit meer vanaf kom.
Ieder jaar mag ik nieuwe kousen bestellen, want deze zijn natuurlijk aan slijtage onderhevig. Ook heb ik nog weleens gewichtsschommelingen en deze hebben ook invloed op de pasvorm van de kous. In de beginjaren dat ik de kous droeg waren er alleen huidkleurige exemplaren. Niet bepaald erg sexy, maar deze vielen ook niet zo heel erg op.

Tegenwoordig zijn er kousen in heel veel verschillende kleuren. Ik heb inmiddels een zwarte en een donkerblauwe. Mijn nieuwste aanwinst show ik hier op de foto; het is mijn lievelingskleur aqua blauw. Leuk in de zomer! Het enige nadeel is dat ik nu weer iedere keer moet uitleggen waarom ik de kous draag. Deze valt namelijk erg op.

Vandaar voor de uitleg deze blog.

elastische kous
Hippe kleuren

Rio

Ik ben zoals de meeste Van Baalens niet echt behept met sportieve genen. Wij deden thuis niet echt aan sport. Mijn ouders niet, mijn grootouders niet, eigenlijk kan ik niemand noemen –in het gezin- die noemenswaardig iets in de sport heeft bereikt.

Dat wil niet zeggen dat ik geen grenzeloze bewondering heb voor de sporters in Rio. Niet alleen onze sporters maar alle sporters van de wereld die daar hun kunsten vertonen. Vier jaar leven ze als een monnik, hebben maar één doel; een medaille halen op de Spelen. Achter iedere sporters staat natuurlijk ook een partner, vader en moeder en een hele familie-fanschare. De vreugde als het lukt is natuurlijk onbeschrijfelijk, maar als het nou eens niet lukt, wat dan?
Dan komt zo’n sporter chagrijnig thuis en dat moet je dan natuurlijk allemaal maar opvangen.
Nee, ik ben eigenlijk maar blij dat ook mijn kinderen geen sportgenen hebben. Ik zag mijzelf in hun jeugdjaren al niet langs de lijn staan. En mijn dochter die erg van paardrijden houdt heb ik eigenlijk ook maar mondjesmaat zien rijden. Gewoon omdat ik het eng vind dat ze op zo’n groot paard zit.

Als sport-ouder ben ik dus totaal ongeschikt.

Sport kijken vind ik al moeilijk genoeg. Altijd met een half oog, mijn andere oog op mijn brei- of haakwerk. Als het te spannend wordt kijk ik helemaal niet meer, dan ga ik strijken of zo. Wielrennen vind ik dan nog wel leuk, maar ik kijk voornamelijk naar de omgeving waar ze doorheen rijden. Voetbal is aan mij niet besteed, duurt veel te lang. En van andere sporten weet ik absoluut de regels niet , dus kan ik het ook niet bijhouden.

Zo zie je maar, niet iedereen zit deze zomer aan de buis gekluisterd en al helemaal niet midden in de nacht. Dan slaap ik en droom ik van een gouden medaille. Is echt gebeurd vannacht.

medaille
Zo’n medaille is toch wel mooi!

Corso

Al jarenlang ben ik fan van het Varend Corso Westland. Het kan natuurlijk ook niet anders, zolang het corso er is ben ik erbij betrokken. Het begon allemaal in 1997 toen ik als verslaggeefster van de Westlandsche Courant (bijlage van de Haagsche Courant) in Poeldijk de boten langsging om verslag te doen van de ontwikkelingen. Jaren later kwam ik in dienst van het Varend Corso-bestuur. Mijn taken waren onder andere; secretaresse van het bestuur, PR vrouw, organiseren van de schippers-, figuranten- en deelnemersavonden, verzorgen van de persberichten en prijzen en zo meer. Het was veel werk, maar ik heb het altijd met heel veel plezier gedaan.

Na enkele jaren stopte ik als secretarieel medewerkster en werd ik figurant. Ik heb diverse keren in zeer uiteenlopende rollen op de boten gestaan. Als Kwebbel, de vrouwelijke variant van Kabouter Plop. Als Mammaloe, de vrouw van Pipo. Als de vrouw van de schrijver van het Wilhelmus. Als passagier van de Dreamliner. Erg vermoeiend, maar door het publiek overeind gehouden was het een feest om te doen.

Kwebbel
Kwebbel
000_0013
Als vrouw van de schrijver van het Wilhelmus (gespeeld door broer Wim)

Door de corsokoorts van met name mijn nichten heb ik ook urenlang geholpen aan het bouwen van corsoboten. Vooral de boten die gemaakt werden voor Rijkzwaan waren legendarisch. Dagenlang hebben we zitten plakken met zaden. Het was steeds een hartstikke leuke tijd, met als hoogtepunt ‘de Octopus’ in 2009.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
De Octopus

Vanaf 2006 heb ik ook mogen speakeren tijdens het corso. In het begin deed ik dit zo’n zeven keer op verschillende locaties gedurende het weekeinde van het corso, dus op vrijdag, zaterdag en zondag. De laatste jaren alleen op zaterdag en altijd in Honselersdijk en Poeldijk. Samen met mijn broer Wim vormden wij een leuk paar dat prima op elkaar was ingespeeld.

varendcorsospeaker
Speakeren tijdens de opening met Adje Kloos

Maar vorig jaar werden de speakers vervangen door ‘nieuw’ bloed. Het was even slikken. Echter ook wel weer eens lekker om geen verplichtingen te hebben tijdens de corsodagen. Ook mijn nichten trokken zich langzaam terug van het ontwerpen en bouwen van corsoboten. Daarom zijn we vanaf dit jaar officieel gewoon toeschouwer. En we hebben weer genoten van de boten. Het is en blijft een bijzonder evenement waar het Westland met recht trots op mag zijn.

Ontsnappen

Wij waren afgelopen weekeinde in een Escape-room. Een heel nieuw fenomeen voor mensen die houden van het oplossen van raadsels. Het uitje was ons aangeboden door de kinderen voor vader- en moederdag. Daarom vertrokken we zondagmiddag naar Rotterdam om ons vrijwillig te laten opsluiten in een ruimte waar we zelf ‘uit’ moesten komen.

Onder ons twee personen die al ervaring hadden met het ontsnappen en zij vertelden ons van tevoren dat we zoveel mogelijk moesten communiceren. We kregen ook van de leiding van de escape-room nog een paar handige tips; vooral veel om je heen kijken en zoveel mogelijk laadjes en kastjes opentrekken.
We kwamen terecht in een ‘tijdmachine’ en moesten eerst een code zien te vinden. Al snel hadden we een fles gevonden met een jaartal op het etiket, dat correspondeerde met een cijferslot op een kistje, dat weer een briefje bevatte met FYDIG erop. Kunt u het nog volgen? Wij even niet meer, maar iemand van ons kreeg het heldere idee dat het weleens het begin van een cijfer reeks zou kunnen zijn. F = 6de letter in het alfabet enzovoorts. Dat bleek ook te kloppen alleen maakten wij een fout in de som. Haha.

De leiding van de escaperoom had van tevoren al gemeld dat hij telefonisch zou ingrijpen als we op een ‘dood’ spoor zouden zitten. Tenslotte hadden we maar 60 minuten de tijd om drie kamers te doorgronden. Dus er werd gebeld. Y=25 in plaats van 24. Zo kregen we de juiste code om naar de volgende kamer te gaan. Ook daar vonden we weer heel veel kistjes met cijfersloten,  boeken en een oude landkaart, daarnaast onbegrijpelijke foto’s en cijferreeksen. Maar na weer een telefoontje kwamen we toch weer verder. Het werd nu erg spannend, want we hadden nog maar een kwartier om de laatste kamer uit te zoeken. Dat ging natuurlijk niet lukken en na nog een telefoontje naar de leiding bleek dat onze tijd om was. We hadden het niet gehaald. Maar we waren natuurlijk wel erg benieuwd naar hoe we de rest van de raadsels hadden moeten oplossen. Daarbij was nog een heel ingewikkeld kistje dat we onmogelijk open hadden gekregen (zie foto). Ik denk dat we nog wel twee uur nodig hadden gehad om eruit te komen. Maar het was wel heel erg leuk en we hebben erg veel lol gehad.

kistje met heel veel geheimen
kistje met heel veel geheimen

Eiland

Vorige week waren we een paar dagen in het noorden van het land. Groningen en Friesland om precies te zijn. Prachtige provincies die veel te bieden hebben voor de toerist. Rustieke dorpjes met veel water en natuurlijk legio mogelijkheden voor fietsers.

Wij stonden met de camper een paar dagen in de buurt van Lauwersoog. Daar gaat iedere dag vier keer de boot naar Schiermonnikoog. Omdat wij nog nooit op dat eiland geweest waren besloten we -met de fietsen- aan boord te gaan. Het is nog wel drie kwartier varen naar Schiermonnikoog terwijl je het eiland eigenlijk vanaf de vaste wal ziet liggen. Maar door het mooie weer was de boottocht ook al een plezierreis op zich. Op Schiermonnikoog rijden praktisch geen auto’s, dus op de pont ook alleen fietsers en wandelaars. Van de pont af is het even rijden naar het dorpje dat prachtig verscholen achter de dijk ligt. Daar kom je meteen in een warm bad van kroegen en restaurants en niet te vergeten hotels. Koffie met gebak 5 euro. We hebben genoten.

fietspaden op Schiermonnikoog
Lange fietspaden op Schier

Daarna opgestapt voor een tocht over het eiland. Het is overzichtelijk, 18 kilometer lang en de fietspaden beslaan zo’n 30 kilometer. Daarvan hebben wij er zeker 23 van gedaan, maar we hebben in de uren dat we er waren zeker niet het hele eiland gezien. Een groot gedeelte is namelijk duingebied, waar je nu eenmaal niet makkelijk fietst.

Het restaurant gelegen op het hoogste punt van Nederland heet Marlijn. Wij vonden het een uitstekende gelegenheid om juist daar een lekker koud biertje te nuttigen.
Ook bezochten we het strand, echter om bij de zee te komen moest je wel heel ver lopen. Daar hadden we niet zo’n zin in dus vlijden we ons even op het zand om uit te rusten.

Schiermonnikoog, je hebt het eigenlijk in een halve dag wel gezien. Maar het is prachtig.

Prachtig dorpsbeeld op Schiermonnikoog
Prachtig dorpsbeeld op Schiermonnikoog

Schat

Ik las deze week een artikel in de krant over het moderne schatgraven. Het is intrigerend om te weten dat er –ook in het Westland- overal blikjes met ‘schatten’ begraven liggen. Je kunt dan met GPS de schatten zoeken en vinden. Het zijn geen echte schatten, maar toch, het spreekt wel tot mijn verbeelding. Daarbij is het ook veel leuker dan die Pokomon-rage die momenteel over het land raast.

Maar terug naar de schat. Als kind verstopte ik ook overal mijn ‘schatten’. Het ging vaak om kleine blikken doosjes (b.v. van sigaretten of sigaren) waar ik een paar kralen in had gedaan. Deze verstopte ik dan met een briefje erbij onder de dakpannen van een schuurtje. Ik had namelijk als kind altijd de behoefte om lange wandelingen te maken door het tuinengebied waar wij woonden. Door over kleine slootjes te springen en hekken te klimmen kwam ik zeker wel een paar honderd meter van ons huis af. Onderweg verzon ik allerlei verhaaltjes. Bijvoorbeeld dat ik ‘alleen gelaten was door mijn familie en nu moest dwalen’. Onderweg kwam ik ook allerlei oude schuurtjes en dierenhokken tegen, daar sloop ik dan naar binnen. Dat was het spannendste want ik wilde natuurlijk niet dat iemand me zag. Dat maakte de zogenoemde Marjoke-tochten extra bijzonder.

Ik heb ooit nog weleens een doosje gevonden tussen dakpannen. Het briefje was helaas helemaal vergaan, dus ik weet niet meer wat ik erop geschreven had. Het moderne schatgraven ga ik misschien toch nog eens een keertje doen. Voor meer informatie: http://www.geocaching.nl

GEO2144sq

patch

Oma 2.0

‘Nou gaan we boekie lezen, oma’. Nou, gaan we knippe, oma’. Nou, gaan we naar het strand’, oma’. Nou, gaan we kleien, oma’, ‘Ikke ga niet met Jazmijn spele, oma’. ‘Ikke zelf doen, oma’. ‘Ikke plasse op de C, oma’. ‘Ikke klakker met pindakaas, oma’. ‘Ikke wil dat niet, oma’. ‘Ikke wil nou meisje in bad spele, oma’. ‘Nou gaan we …. oma, oma, oma, oma’.

Net zes heerlijke dagen kleinkind Julia van 2,5 te logeren gehad. Ik denk dat ze makkelijk aan de 250 keer ‘oma zeggen’ komt per dag. In ieder geval zegt ze het achter elke zin.
Oma –en opa ook- heeft het er druk mee gehad, maar er ook heel erg van genoten. Want als je heel intensief –in dit geval met je kleinkind- bezig bent komen er ook weer herinneringen boven drijven. Hoe deed ik het zelf toen ik twee kinderen had onder de twee jaar? Ik weet het niet. Maar gelukkig was ik toen ook dertig jaar jonger, dus dat zal wel gescheeld hebben.

Daarnaast weet je ook dat deze tijd niet meer terugkomt, want kinderen groeien snel en iedere tijd heeft zijn leuke en minder leuke aspecten. Dus als ze de volgende keer komt logeren zal ze weer heel andere dingen van ons vragen. We hopen dat het dan weer net zo leuk wordt en dat zij ook een herinnering zal krijgen aan haar opa en oma. Want dat zou betekenen dat we haar op mogen zien groeien en dat is toch het mooiste wat er is.

Julia in opperste concentratie
Julia zes dagen aan het logeren bij Opa en Oma

IMG_2199 IMG_0778